De netwerkkosten voor de Nederlandse energie-intensieve industrie zijn afgelopen jaren verdrievoudigd. En ze zijn veel hoger dan in omringende landen, zo blijkt uit een studie door Aurora Energy Research. FME wil dat de overheid ingrijpt om de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie niet nog verder te verslechteren. Want de onderzoekers voorspellen dat de netwerkkosten verder gaan oplopen door de energietransitie.
Het energie onderzoeksbureau heeft een studie gedaan naar de te verwachten ontwikkeling van het netwerkkosten. Deze stijgen vanwege de kosten die gemaakt worden om in 2050 Net Zero te worden. Momenteel bedraagt het gat met wat de buitenlandse grootverbruikers aan netwerkkosten betalen € 300 miljoen; dat loopt tegen 2030 op naar € 500 miljoen. Het rapport is opgesteld in opdracht van Tata Steel, Shell, Nyrstar, bp, Nobian, Sabic en Chemelot.
Concurrentie in buitenland profiteert van investeringen in Nederlandse netwerken

Verdrievoudiging van de netwerkkosten
De onderzoekers zijn uitgegaan van de plannen van de Nederlandse overheid om tegen 2035 de energiesector CO2 neutraal te maken. De netwerkkosten gaan hierdoor sterk stijgen, een trend die in 2023 is ingezet. Vergeleken met 2022 liggen de totale netwerkkosten in Nederland dit jaar 178% hoger. Omdat het stroomnetwerk aangepast moet worden (tot 2030 de aanjager) en de koppeling met offshore windparken (na 2030 de aanjager van de stijging), gaan deze kosten verder stijgen. Bedrijven als Tata Steel, Nyrstar, Sabic en de fabrieken op Chemelot krijgen daar een forse rekening van. In het onderzoek wordt tot 2036 een verdubbeling van de netwerkkosten verwacht; tot 2050 zullen de kosten met 355% toenemen. Gewaarschuwd wordt dat deze kosten verder kunnen oplopen als de investeringsbegrotingen worden overschreden. Er kan wel een klein voordeel ontstaan als de energieprijzen lager zijn dan verwacht. En: minder vraag – bijvoorbeeld omdat industriële activiteiten verplaatst worden – kan ertoe leiden dat de overblijvende partijen meer moeten betalen.
De Nederlandse investeringen leveren de buitenlandse bedrijven extra stroom op doordat Nederland meer kan exporteren
Concurrentievermogen verslechtert
De technologische industrie betaalt in Nederland meer voor elektriciteit dan in omringende landen omdat Nederland de netwerkkosten doorberekent. Daardoor verslechtert het concurrentievermogen van onze bedrijven en zullen toekomstige investeringen in een duurzame industrie buiten Nederland plaatsvinden. Dit ongelijke speelveld belemmert ook de energietransitie in Nederland, zo schrijft de FME in een reactie op het rapport, dat vorige week is aangeboden aan minister Hermans van Klimaat en Groene Groei. In de omringende landen liggen de netwerkkosten voor elektriciteit 80% lager dan in Nederland. Extra wrang is de constatering in het rapport van Aurora dat de omringende landen profiteren van de investeringen die Nederland doet in de energietransitie. Deze stellen Nederland namelijk in staat meer elektriciteit te exporteren. Anders gezegd: de Nederlandse technologische industrie betaalt ervoor dat buitenlandse concurrentie goedkopere groene stroom uit Nederland krijgt.
Actie vereist
FME wil dat de regering drie maatregelen neemt om de concurrentiepositie van de Nederlandse technologische industrie te beschermen. Allereerst moet de Compensatie Energie-intensieve Industrie verlengd worden tot 2030. Daarnaast moet de Volume Correctieregeling Elektriciteit (VCR) hersteld worden en de uitbetaling hiervan gekoppeld worden aan het nemen van maatregelen voor het verlagen van netcongestie. Tot slot wil FMW dat de benodigde investeringen voor netwerken gedeeltelijk uit collectieve middelen worden gefinancierd. De ruim € 400 miljoen zou betaald kunnen worden uit de € 1 miljard die Nederland van de Europese Commissie ontvangt uit het Europese ETS-systeem.
Foto: Afbeelding van Ashraf Chemban via Pixabay