Gaat de vakbladjournalist de ijzergieter achterna?
Vakbladen concurreren tegenwoordig met bloggers, vloggers, social media kanalen en YouTube. Maar misschien is hun grootste concurrent wel het veranderd zoek- en leesgedrag van de huidige mens. Hoe anders was het toen Reinold Tomberg (oud-hoofdredacteur Metaal Magazine) en Ad Spijkers (oud-hoofdredacteur Aandrijftechniek) hun loopbaan in de vakbladjournalistiek begonnen. In die tijd hadden vakbladen nog een monopolie op vakinformatie. Beiden leggen dit jaar hun professionele pen neer. Het einde van een tijdperk of zien ze een toekomst voor vakbladen?
De harde windvlagen die de Ulftse IJzergieter op het voorplein van DRU Industriepark geselen, kondigen de najaarsstorm Darragh aan. De eerste regendruppels kletteren tegen de ramen van Het Schaftlokaal, waar in de gloriejaren van de metaalgieterij honderden medewerkers zich hun thuis gesmeerde boterhammen lieten smaken. Voor al die noeste arbeiders helemaal aan het begin van de metaalketen, staat het beeld van de Ulftse IJzergieter symbool. Al sinds 1954, toen kunstenaar Chris Elffers het in opdracht van de DRU-fabriek maakte. De Oude IJsselstreek herbergt 250 jaar historie als het om de productie van ijzer gaat. Een overzicht van het Nederlands IJzermuseum leert dat in 1915 er in Nederland zo’n 150 ijzergieterijen actief waren. Anno 2024 is daar nog een handvol van over.
Een tijdperk zonder internet, zonder YouTube, zonder LinkedIn, met als enige vaste waarde elke twee weken het vakblad

Elke twee weken 100 pagina’s en meer
Na een ochtend praten met de twee oude rotten uit de Nederlandse industriepers vraag je je af: staat de IJzergieter symbool voor hun vak? Reinold Tomberg (72) begon zijn journalistieke loopbaan in 1979 bij Uitgeverij C. Misset, nadat hij eerst drie jaar als technisch assistent bij VBF Buizenfabriek had gewerkt. Ad Spijkers (wordt op 1 januari 70) startte twee jaar later. Hij schreef eerst twee jaar technische documentatie bij een chemisch bedrijf en werkte aansluitend een jaar als materiaalspecialist en kwaliteitscontroleur bij een kunststof bedrijf. Beiden hebben de gouden jaren tachtig en negentig in de vakbladenuitgeverij meegemaakt. Een tijdperk zonder internet, zonder YouTube, zonder LinkedIn, met als enige vaste waarde elke twee weken Metaal en Kunststof (Reinold) en afwisselend Aandrijftechniek en Bedrijf en Techniek (Ad). Reinold: “Toen bestond onze reactie uit vier redacteuren, een eindredacteur en twee secretaresses. Elke twee weken verscheen een editie met meer dan 100 bladzijden.” Idem voor Aandrijftechniek en Bedrijf en Techniek. Soms waren de edities zo dik dat nietjes het stapel papier niet bij elkaar konden houden. “Dan moesten we lumbecken”, herinnert Ad zich. “En kijk de vakbladen nu, 40 of 48 pagina’s.” En niet elke twee weken, maar zes keer per jaar. Het geld klotste in die jaren tegen de plinten. Over advertentietarieven werd niet onderhandeld. Marketingbudgetten gingen, afgezien van beurzen, nagenoeg één op één naar de vakbladen.
Hele week onderweg voor één artikel
Budgetteringen bestonden niet. Reinold herinnert zich een artikel over de Duitse automobielindustrie waarvoor hij een week onderweg was in Duitsland, van Stuttgart (Mercedes) tot in Wolfsburg (Volkswagen). “Niet op uitnodiging van PR-afdelingen, maar zelf georganiseerd, hotel en reiskosten betaalde de redactie zelf. Toen kon je nog voor één artikel een hele week onderweg zijn.” Ad maakte in die tijd een rondje langs Festo en enkele andere aanbieders voor een gedegen artikel over perslucht. Hun manier van werken was in die jaren heel anders dan hoe de artikelen in de vakbladen nu tot stand komen. “Kostenbesparingen hebben zeker invloed gehad op de kwaliteit”, meent Reinold.
Technologische kantelpunten
Beiden hebben de industrie waarover ze jarenlang geschreven hebben, zien veranderen. In de metaal (kunststoffen verdween als aandachtspunt toen het blad Metaal Magazine werd) is dat vooral de transitie van conventioneel naar CNC-verspanen geweest, meent Reinold. En later 5-assig frezen en uiteindelijk compleetbewerken (multitasking). “In mijn opleiding had ik geleerd dat je alles kon frezen, als het maar recht was; of hooguit een schuin vlak. CNC is wel een verbetering geweest.” Dat geldt net zo zeer voor de opmars van de laser in de metaalbewerking. Reinold herinnert zich de EMO Milano in 1979 waar Trumpf de eerste lasersnijmachine toonde. “Terugkijkend is Berthold Leibinger (Trumpf) grensverleggend geweest door in de jaren zeventig de laser vanuit Amerika naar Duitsland te halen. Misschien zeiden ze toen wel: die man is gek, met licht metaal bewerken.” Ad Spijkers bestempelt als kantelpunt in de aandrijftechniek de opkomst van electronica en besturingstechniek. “Met microprocessoren kon je plots veel nauwkeuriger positioneren en besturen.” Nieuwe materialen voor met name de magneten in de elektromotoren zijn eveneens een kantelpunt geweest. Toen werden zwaardere elektrische aandrijfsystemen mogelijk. “Pneumatiek heeft hierdoor zwaar moeten inleveren. Nu zie je de verschuiving ook de hydrauliek raken.” Perslucht is in al die jaren een constante factor geweest omdat het inherent explosieveilig is. “En met de juiste filters en randapparatuur kun je het tegenwoordig goed regelen en zuiver genoeg maken voor cleanroom en food/medische toepassingen.” En digitalisering? Industrie 4.0: is dat niet de game changer die beloofd was? Reinold: “Digitalisering is een hulpmiddel om sneller, effectiever en met een constante kwaliteit te bewerken. De data zijn uitermate nuttig en informatief. Maar uiteindelijk maakt de snijkant nog steeds de spaan.”
Ondernemers met lef en durf
Reinold voegt er nog een technologie aan toe die hij de laatste twintig jaar wel gevolgd heeft, maar de maakindustrie nog amper veranderd heeft. ”Rapid prototyping op EuroMold en later additive manufacturing. Tot mijn verbazing blijft het hangen.” Hij kan niet verklaren waarom 3D printen niet doorbreekt. “In theorie klopt alles, ik zie alleen voordelen, maar de metaalbewerker zegt mooi en doet er niks mee.” Een centenkwestie, meent Ad. “Je moet de businesscase hebben.” Of durf, voegt Reinold toe. Hij mist tegenwoordig de ondernemers in de maakindustrie die lef hebben, zoals sommige ondernemers in de jaren negentig die zonder dat ze de businesscase hadden in nieuwe technologie investeerden. Zo is de laser groot geworden in Nederland. En draadvonken.
Wie weinig tijd heeft om een beurs te bezoeken, beperkt zich tot het verzamelen van voorgekauwde informatie van exposanten met pr-budgetten
De rol van het vakblad in de industrie
Niet alleen de technologie waarover beiden hebben geschreven, is veranderd; ook de positie van het vakblad. Dat komt niet alleen door de opkomst van het internet, meent Ad. Te veel invloed van commercie, te weinig content met diepgang en te veel gesponsorde artikelen dragen net zo veel bij aan de achteruitgang als de komst van online alternatieven. Beiden noemen als het omslagpunt toen de – in Nederland beursgenoteerde – uitgevers de focus verlegden naar aandeelhouderswaarde en kostenbesparingen het buzzwoord werd. “Met trucjes als dunner papier, dat is goedkoper”, geeft Ad als voorbeeld. “Als redacteur wil je kwaliteit bieden; actief je lezers bedienen. Dat moest opeens op drie in plaats van vier pagina’s. Merkt toch niemand, aldus de uitgever”, zegt Reinold. “Als je elk jaar moet groeien, ga je naar de kloten. De waarde van redactie kun je niet in een Excel zetten.”
Druk van de adverteerder is toegenomen
Is het vakblad anno 2024 te commercieel geworden? “De onafhankelijkheid is minder geworden”, meent Ad, die wel eens mot had met advertentieverkopers. “Ik heb ooit gezegd wij verschilen maar vijf letters: als redactie willen wij het goed, de uitgever wil het goedkoper.” De druk vanuit de adverteerders is groter geworden. Reinold steekt de hand in eigen boezem. “Terugkijkend had ik misschien minder enthousiast samen met de advertentieverkoper naar de bedrijven moeten gaan.”
De invloed van internet
Internet heeft het werk van de vakbladjournalist ingrijpend veranderd. Tegenwoordig moeten er e-mail nieuwsbrieven verstuurd worden, sociale media kanalen worden bijgehouden, videoclips worden gemaakt. De online kanalen zoals websites, blogs, YouTube en LinkedIn, dikwijls beheerd door de technologie-aanbieder zelf, zijn een alternatief geworden voor het vakblad. “Als je nu een paar uur intensief zoekt op internet, heb je net zoveel informatie als waar wij vroeger een hele week voor onderweg waren”, zegt Reinold. De jonge generatie haalt daar de informatie vandaan. Die wordt echter niet meer gefilterd, constateert Ad. Oud nieuws en commerciële shit belanden inclusief tikfouten online. Voor artikelen zoals Ad en Reinold die in de jaren tachtig en negentig schreven, hebben uitgevers vandaag de dag geen interesse meer. “Ze vinden er geen adverteerder bij.”
Print is trekken aan een dood paard
De vluchtigheid van de huidige tijd is funest voor de diepgang die de vakbladen vroeger boden. Dat geldt voor lezers maar ook voor de huidige redacties. Ad ziet nog een ander probleem voor vakbladuitgevers: er zijn geen mensen meer voor het vak van vakbladjournalist. Het tekort aan vakmensen speelt ook bij de uitgevers van vakbladen. “Jongeren hebben veel alternatieven. Bovendien zijn jonge gasten vaak oppervlakkig. Je kunt echter geen diepgaande informatie in twee minuten stoppen.” En er dient zich een jonge generatie aan met een andere werkethos. Op zondagmiddag naar Hannover rijden om maagdagochtend meteen op de EMO te zijn, zit er niet meer in. Reistijd is werktijd. Wie weinig tijd heeft om een beurs te bezoeken, beperkt zich tot het verzamelen van voorgekauwde informatie van exposanten met pr-budgetten. “Terwijl een beurs juist interessant is om exposanten te ontmoeten die geen zak aan PR doen, maar wel een mooie oplossing hebben”, zegt Ad. Die informatie wil je je lezers brengen. “Voor ons was journalistiek geen baantje, maar een manier van leven”, meent Reinold. Hij erkent mazzel te hebben gehad met een echtgenote die voor de kinderen zorgde. Heel normaal in die tijd. En niet alleen mazzel. “Die beslissing konden we ook nemen omdat we geen groter huis wilden; we hoefden niet vaker met vakantie.” Ergens begrijpt Reinold de jonge generatie wel. “Ik heb meer met mijn kleinkind gedaan dan ooit met mijn eigen kind.”
Het is wachten op enkele jonge gasten die op hun zolderkamer iets heel nieuws beginnen, met video en interactief. De vraag is echter: hoe betaal je dit?
Richting het ravijn
De Ulftse IJzergieter staat symbool voor een vakgebied dat in Nederland haast uitgestorven is. Wacht het vakblad hetzelfde lot? Ad ziet de toekomst van de vakbladen in Nederland somber in, vooral als het om print gaat. Geen inkomsten, geen mensen die ze maken. Vakbladen zitten in de tang. Print heeft geen toekomst, vinden beiden. Dat is trekken aan een dood paard. Reinold: “Een race keihard het ravijn in.” In hun laatste jaren samen bij Eisma extrapolleerden ze tijdens hun lunchwandelingen wel eens grafieken met omzet- en winstcijfers. “Ik had de ijdele hoop de 65 te halen, Ad geloofde dat niet. Hij heeft gelijk gekregen, het ging sneller dan we berekend hadden”, lacht Reinold die in 2016 zijn baan als hoofdredacteur kwijtraakte door het faillissement van een bv van Eisma. Is het glas nu half leeg of half vol? Het is wachten op enkele jonge gasten die op hun zolderkamer iets heel nieuws beginnen, met video en interactief. De vraag is echter: hoe betaal je dit? Is een betaalmuur waar je goede content achter zet de oplossing? Reinold: “Als de kwaliteit van de informatie daalt, terwijl de behoefte aan goede informatie stijgt, moet de lezer gaan betalen. Eens zul je moeten bukken.” Ad zet vraagtekens bij de betaalmuren. Of dat iets oplevert? “Door de overvloed aan (digitale) informatie zijn abonnees niet meer bereid te betalen voor content.” Hij plaatst eveneens vraagtekens bij initiatieven zoals webinars en events die vakbladen anno 2024 organiseren. Hiermee valt niet altijd geld te verdienen.
Reinold en Ad hebben dit jaar een punt achter hun loopbaan in de vakbladwereld gezet. Ad is van plan wel nog beurzen te bezoeken. “Om mijn netwerk in stand te houden.” Dat wordt echter snel kleiner als je niet meer verbonden bent aan een titel, meent Reinold. Je zit niet langer vooraan, dat is misschien wel het moeilijkste, denkt hij. “Maar je moet je realiseren dat het altijd om je functie ging. Niet om je persoon.”